Gagaju Bush Camp in Tewantin. Het leek ons wel wat, een paar dagen in de bush. Een dirt road leidde naar een krakkemikkig stelletje tenten en andere bouwsels waarin de keuken (nouja) gehuisvest was, de receptie en de dorms. Twee grote tenten met een aantal grove stapelbedden met een soort zeiltje tussen de balken als matras. Verder nog een zootje tentjes, een paar campers en een huis dat op instorten staat waar een winkeltje zit.
In alle vroegte werden we gewekt door een koor van kookaburra's en andere vogels, geweldig. Om half 8 in onze kayak de Noosa rivier op, richting Lake Coothalaba. Visarenden gezien en andere watervogels. Het was een beetje bewolkt en het waaide stevig. Met wind en tij mee ging het best lekker, totdat we op het meer terechtkwamen. Aardige golven en wind tegen. Er was gezegd dat er een strandje was waar we de kayak konden achterlaten en vandaar naar het plaatsje lopen om koffie te drinken. Nou, die koffie hebben we driedubbel en dwars verdiend! We hebben ons uit de naad gepeddeld, steeds weer afdrijvend, de golven opzij zodat we bijna kapseisden, maar je kunt niet halverwege rusten want dan zit je meteen aan lager wal. Dus je kunt je voorstellen dat we bekaf het strand bereikten.
Het Appolonian Hotel (1826) serveert een goede lunch, tot onze blijde verrassing. Dat vond ook de kookaburra die op een ander tafeltje zat te kijken. Hij vloog dwars door de zaal en griste een stuk vlees uit Michelle's hand. Na de eerste schrik was het erg komisch. Hij bleef achter ons op een tafeltje zitten wachten, helemaal rustig hebben we onze lunch niet afgemaakt.
De terugweg konden we niet langer uitstellen, het waaide nog steeds maar nu hadden we de wind een beetje zij-achter. Gelukkig konden we de riviermonding terugvinden, het is best een groot meer. Tegen die tijd was het tij stevig tegen, dus moesten we ons weer de blubber peddelen. Een bootje van het kamp kwam checken of alles goed ging, en aangezien we nog een montere indruk maakten lieten ze ons doormodderen. Vlak voordat we bij het kamp kwamen, begon het weer te regenen, echt hard ditmaal, plus een fikse wind tegen. Met het kamp in zicht hebben we het gered, maar we waren wel versleten, zeiknat en met zere konten van de harde bankjes.
De volgende ochtend naar Noosa, een trendy strand-stadje. Waarom willen jullie naar Pomona, vroeg de man van het toeristenbureau? Tsja, Michelle was er wel eens doorheen gekomen en het leek ons gewoon leuk? De man werd helemaal lyrisch, dit was de eerste keer dat een toerist naar Pomona vroeg en het was toch zo'n charmant stadje. Meer aanbeveling hadden we niet nodig, dus de bus gepakt. Inderdaad, het is een schattig stadje met oude Queenslander houten huizen. We hadden geen idee of er accomodatie was, totdat we tegen zo'n oude pub/hotel aanliepen. Alles wat de Australiërs hebben aan historie, leek daar verzameld.
Pomona ligt in een prachtige groene omgeving met bossen en rollende heuvels. Mount Cooroora is overal in het stadje te zien, het is een klomp steen die nogal abrupt uit het landschap oprijst. Van ver zagen we dat er een wandelpad naar de top ging. Mt Cooroora blijkt jaarlijks een hardloop-wedstrijd naar de top te hebben, het record is - vanaf het trein-station naar de top en terug - 23 minuten en 43 seconden! Heen en terug! De berg is 439 meter hoog, waarvan zeker de helft steil omhoog gaat. Vanochtend zijn we om 06.00 uur aan de klim begonnen (voordat het te warm werd). Wij deden er anderhalf uur over om naar de top te klauteren en dan hebben we het nog niet eens over de terugweg! Het was op sommige plekken zo steil dat ze er kettingen gespannen hebben, op andere plekken gingen we op handen en voeten naar boven. Fantastisch uitzicht vanaf de top: de zee, Noosa Heads, het meer waar we een paar dagen geleden gekanood hebben, de bosbranden vele kilometers verderop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten